zoeken

BHV

Vanuit de Arbowet zijn scholen verplicht om de bedrijfshulpverlening te regelen: het planmatig, snel en effectief beperken en bestrijden van noodsituaties, calamiteiten en andere gebeurtenissen, die tot letsel of dood van medewerkers en studenten kunnen leiden.

Inhoud

Calamiteitenplan

In het schoolnoodplan of calamiteitenplan worden procedures, taakverdeling en verantwoordelijkheden vastgelegd. Ook wijst de school bedrijfshulpverleners (BHV’ers) aan.

BHV’ers hebben minimaal de volgende taken:

  • eerste hulp bij ongevallen verlenen
  • brand beperken en bestrijden en de gevolgen van ongevallen beperken
  • in noodsituaties alarm slaan en werknemers, studenten en bezoekers zo nodig evacueren.

Maatregelen

Maatregel 1: Taken en verantwoordelijkheden BHV’ers
Taken en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen bij bedrijfshulpverlening zijn vastgelegd en bekend.

  • Taken en verantwoordelijkheden van BHV’ers zijn in het noodplan beschreven.
  • Onderdeel daarvan is een crisisteam, dat zodanig is getraind dat het bij calamiteiten snel de lijnen uit kan zetten.

Maatregel 2: Noodplan
Voor iedere hbo-instelling is een actueel noodplan aanwezig, uitgewerkt naar de diverse locaties.

  • In het noodplan is per mogelijke calamiteit uitgewerkt welke stappen door wie moeten worden gezet.
  • Het deel van het noodplan dat de ontruiming behandelt is geschreven conform de norm NEN 8112 - Leidraad voor ontruimingsplannen voor gebouwen.
  • Het noodplan wordt ieder studiejaar geactualiseerd. De school borgt dat het plan voortdurend wordt aangepast aan wijzigende omstandigheden.
  • Medewerkers en studenten worden voorgelicht over de voornaamste onderdelen van het noodplan, met name over hun rol daarin.
  • Het schoolnoodplan is gebaseerd op de RI&E en gericht op een planmatige inzet van BHV'ers tijdens noodsituaties. Het bevat ten minste de volgende onderdelen:
    • beschrijving van de potentiële scenario’s en de daarbij te nemen maatregelen
    • ontruimingsplan
    • plattegronden (omgeving en gebouwen)
    • taakomschrijvingen van de BHV 'ers en andere betrokkenen
    • procedures
    • namenlijsten en telefoonlijsten
    • afspraken met o.a. brandweer, GGD en politie
    • preventieve maatregelen
    • wijze van alarmering
    • technische voorzieningen
    • nazorg
    • logboek

Maatregel 3: Ontruimingsoefeningen
Scholen houden op elke locatie minimaal één ontruimingsoefening per jaar, bij voorkeur in het begin van het nieuwe studiejaar.

  • Voor de oefening stelt de hbo-instelling oefendoelen vast.
  • De BHV’ers van de locatie zijn nauw betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de oefening.
  • De evaluatie van de oefening vindt direct erna plaats.
  • De hbo-instelling voegt het evaluatieverslag als bijlage toe aan het noodplan van de locatie.

Maatregel 4: Opleiden en bijscholing BHV’ers
De bedrijfshulpverleners zijn adequaat opgeleid en worden regelmatig bijgeschoold. Als er aparte BHV’ers, EHBO’ers en ontruimers zijn aangewezen, hebben zij ieder een eigen opleidings- of instructietraject.

  • BHV-scholing is wettelijk verplicht
    Een organisatie kan de scholingsfrequentie zelf bepalen aan de hand van de risico's. Op welke wijze deze scholing plaatsvindt ligt niet wettelijk vast. Het verdient de voorkeur om de BHV-scholing te baseren op het eigen noodplan en plaats te laten vinden in de eigen werkomgeving. Verder dienen de BHV’ers op de hoogte te zijn van de aanwezigheid en risico’s van gevaarlijke stoffen in de instelling. En zijn ze getraind in de omgang met de aanwezige blus- en communicatiemiddelen.
  • Het is niet wettelijk verplicht om EHBO-ers binnen de organisatie te hebben
    Het is wel aan te bevelen voor scholen. De EHBO’ers zijn in het bezit van het EHBO-diploma verstrekt door het Oranje Kruis, en volgen de jaarlijks vastgestelde herhaling. Het EHBO-diploma heeft een geldigheidsduur van twee jaar.
    • De ontruimers krijgen bij een noodsituatie vóór de door hen uit te voeren werkzaamheden instructies. Zij zijn ook betrokken bij de voorbereiding en de evaluatie van een oefening.
    • De balie-/receptiemedewerkers en administraties (kleinere locaties) ontvangen minstens jaarlijks instructies over de interne en externe communicatie bij een noodsituatie/calamiteit.

Maatregel 5: Voldoende bedrijfshulpverleners opgeleid

  • Het aantal opgeleide BHV’ers op een locatie is afgestemd op de aanwezige veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Bepalende factoren daarin zijn de grootte en inrichting van de locatie, de activiteiten, de doelgroep en mogelijke restrisico’s, zoals de omgeving waar de locatie gevestigd is.
    • Op elke locatie zijn medewerkers opgeleid als BHV’ers.
    • Op kleine locaties zijn vanwege de bedrijfshulpverlening met gebruikers afspraken gemaakt over meehelpen in een noodsituatie/bij een calamiteit.

Maatregel 6: Voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig

  • Op elke locatie zijn te allen tijde voldoende BHV'ers aanwezig, zodat bij een calamiteit binnen enkele minuten bijstand kan worden verleend.
  • Op elke locatie is te allen tijde minstens een EHBO’er aanwezig.

Maatregel 7: Voldoende BHV-middelen

  • Er zijn voldoende verbanddozen op duidelijk aangegeven plaatsen.
  • Er is een AED aanwezig op een duidelijk aangegeven plaats.
  • Er zijn in gebouwen met meerdere verdiepingen voldoende evac-chairs aanwezig op duidelijk aangegeven plaatsen.
  • Er zijn voldoende brandbestrijdingsmiddelen en ze zijn van de juiste soort.
  • Er zijn voldoende hesjes aanwezig, bij voorkeur in diverse kleuren. BV: melding en registratie (oranje), BHV'ers (geel), ontruimers (groen). De plaats van de hesjes is bij voorkeur op de werkplek van de BHV'er of anders op een duidelijk aangegeven en goed bereikbare plaats.
  • Er zijn voldoende en goed werkende portofoons of andere communicatiemiddelen beschikbaar en BHV’ers zijn getraind in het gebruik.
  • Er zijn goed werkende megafoons aanwezig op een duidelijk afgesproken plaats.
  • De blusmiddelen zijn voldoende beschikbaar en eenvoudig toegankelijk, zodat snel kan worden ingegrepen. In een gebouw moet per 200 m² tenminste één draagbaar blustoestel aanwezig zijn. Per verdieping minstens twee stuks. Bij verdiepingen met een vloeroppervlak van minder dan 200 m² kan één blustoestel per verdieping volstaan. Bij de keuze van het soort blusmiddel kan het beste een deskundige ingeschakeld worden. Veelal stellen ook verzekeringsbedrijven of gemeenten specifieke eisen aan het aantal en het soort blusmiddelen. Geadviseerd wordt om de plaatselijke brandweer te raadplegen over het aantal en type benodigde brandblusmiddelen.
    Met behulp van borden is aangegeven waar zich brandblusmiddelen bevinden. Voorkomen dient te worden dat de hulpmiddelen worden ingebouwd door voorraad, kasten e.d.

Maatregel 8: Controle en onderhoud BHV-middelen

  • De verbanddozen worden jaarlijks gecontroleerd op volledigheid en houdbaarheid.
  • Voor de AED en de brandbestrijdingsmiddelen is een jaarlijks onderhoudscontract afgesloten.
  • Voor de evac-chairs is een tweejarig onderhoudscontract afgesloten.
  • Op elke locatie beheert het gebouwenbeheer de hesjes, portofoons en megafoons. Onder beheer vallen controle, reparaties (doen) uitvoeren, vervanging en aanvulling.

Maatregel 9: Calamiteiten, ongevallen en alarmering

  • Op alle locaties is een intern alarmnummer bekendgemaakt en kan met handbrandmelders gealarmeerd worden.
  • Bij de start van elk nieuw studiejaar test het gebouwenbeheer de werking van het interne alarmnummer.
  • Een erkend onderhoudsbedrijf verzorgt het jaarlijks onderhoud van de Brandmeldcentrale (BMC)/ontruimingsinstallatie (incl. handbrandmelders en automatische melders) en daarop aangesloten voorzieningen. De installateur of een ander opgeleid persoon test een BMC (incl. handbrandmelders en automatische melders) maandelijks op een juiste werking. 

Maatregel 10: Duidelijke en voldoende vluchtroutes en nooduitgangen

  • Er zijn voldoende nooduitgangen. Wanneer de afstand van de werkplek tot de toegangsdeur groter is dan 30 meter, is naast de toegangsdeur een extra nooduitgang noodzakelijk. Schuif- en draaideuren mogen niet als nooduitgang worden gebruikt. Een nooduitgang moet goed bereikbaar zijn en duidelijk worden aangegeven en verlicht. De deur moet naar buiten toe openen, en altijd vanaf de binnenkant (zonder sleutel) te openen zijn.
  • Vluchtroutes en nooduitgangen zijn te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk.
  • Aanduidingen van vluchtroutes en nooduitgangen zijn te allen tijde goed zichtbaar.
  • Vluchtwegtransparanten en noodverlichting worden jaarlijks onderhouden en gecontroleerd op een juiste werking.
  • Er is geborgd dat de vluchtwegplattegronden op alle locaties actueel worden gehouden.

Maatregel 11: Voldoende vluchtroutes met juiste afmeting
Vluchtroutes zijn in hoeveelheid en afmeting afgestemd op mogelijk gevaarlijke processen in de ruimte en de hoeveelheid gelijktijdig aanwezige mensen.

  • Daar waar brand een vluchtweguitgang kan blokkeren, is een tweede vluchtweg aanwezig.
  • De afmeting van de vluchtweg is gebaseerd om het aantal gelijktijdig aanwezige personen:
    • < 25 personen    - minimale breedte 60 cm
    • 25-100 personen - minimale breedte 75 cm
    • >100 personen   - minimale breedte 120 cm
Terug naar overzicht